Schoolbestuur vraagt bekostiging te laat aan, maar krijgt toch geld

De gevolgen van de toeslagenaffaire zijn groot voor de drie componenten van ons nationale machtenstelsel. De politiek ziet zich geconfronteerd met op hol geslagen boeren, burgers en buitenlui. De uitvoerende macht komt handen en voeten te kort bij de uitvoering. En de rechterlijke macht – de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voorop – heeft ruiterlijk erkend gefaald te hebben bij het toetsen van de overheid en heeft haar wijze van toetsing “radicaal” gemoderniseerd. De nieuwe wijze van toetsing door de Afdeling is mooi terug te lezen in een recente uitspraak over de aanvraag voor bijzondere bekostiging door een school voor (internationaal georiënteerd) primair onderwijs.

In de Definitieve regeling bekostiging personeel PO 2019-2020 was een bepaling opgenomen, die regelt dat een aanvraag binnen acht weken na de peildatum van 1 mei moet worden gedaan. Het schoolbestuur uit de uitspraak had de aanvraag maar liefst een half jaar te laat ingediend. Het eerste gedeelte van de uitspraak van de Afdeling oogt klassiek: eerst stelt de Afdeling vast dat vaststaat dat de aanvraag te laat is ingediend. In de omstandigheden die het schoolbestuur aanvoerde zag de Afdeling vervolgens geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te vinden. De omstandigheden dienen voor rekening van de aanvrager te komen. Zo kennen we de Afdeling. Hiermee zou voorheen waarschijnlijk de kous af zijn geweest.

Maar nu komt het: de Afdeling bekijkt vervolgens of het redelijk is dat de gevolgen van de termijnoverschrijding voor rekening van het schoolbestuur blijven. De Afdeling weegt mee dat het schoolbestuur materieel bezien recht heeft op de bekostiging. Het bestuur vraagt de bekostiging al twintig jaar aan en krijgt die elk jaar toegewezen. Het bestuur heeft dit geld ook nodig om het onderwijs uit te kunnen voeren. De Afdeling vindt dat  het belang van de uitvoerbaarheid van de Rijksbegroting in zo’n geval niet zwaarder mag wegen dan het belang van het schoolbestuur bij (voortzetting van) de bekostiging.

De Afdeling meent dat bij de evenredigheidstoets wel mee moet spelen dat het bestuur een verwijt gemaakt kan worden van het te laat indienen van de aanvragen. De Afdeling voorziet om die reden zelf in de zaak door 50% van de bekostiging alsnog toe te kennen. Het redelijke midden, zullen we maar zeggen. Het evenredigheidsbeginsel biedt kortom de basis om de redelijkheid en billijkheid in het bestuursrecht een rol te laten spelen. Wie had dat een paar jaar geleden gedacht?

Vorige
Vorige

Wie plagieert doet het verkeerd

Volgende
Volgende

Een ontuchtpleger voor de klas. Wat nu?